Posts

Er worden posts getoond met het label verhaal

Horloge

Verwonderd keek hij op zijn horloge. Een goed merk, batterij zal zeker een jaar meegaan, er zijn geen opmerkingen gekend behalve goede, wist de verkoopster twee maanden eerder te vertellen. Daarom dat hij nu sprakeloos naar zijn juweeltje zit te turen. De wijzers geraken geen seconde vooruit. De verkoopster heeft toch niet per ongeluk een oude batterij gebruikt? Hoe is het anders mogelijk? Had hij dan een miskoop gedaan? Geloven wat verkopers graag beweren was geen eigenschap welke bij hem paste. En toch was hij in de val getrapt, zo leek het toch. Of geloofde hij teveel in zichzelf? Op internet had hij de site van de winkels in de buurt gevonden. De meesten verkochten alleen peperdure merken. Hij had zich voorgenomen niet teveel geld uit te geven om te weten hoe laat het is. In plaats van zijn smartphone te moeten opduiken, wilde hij het gemak van een blik op een instrument aan zijn pols. Niet te duur, wel makkelijk. Gelukkig was er een winkel in de buurt met een uitgebreide websit

De wolkenfluisteraar

De eerste zonnestralen na een regenvolle maart geven mensen moed om winterse plannen uit te voeren. Een oude man, zeker 70 jaar, heeft een hele dag gezwoegd om de moestuin op orde te krijgen. Met lede ogen had hij tijdens de winter gemerkt hoe hij zijn droom van een tuin na zijn pensioen verwaarloosd had. De vrijgekomen tijd heeft hij goed besteed, dat weet hij zeker. Steden en landschappen waarvan hij tijdens het lezen van romans de werkelijkheid niet kende, heeft hij zoveel mogelijk bezocht.       Het was steeds een hobby om bij het lezen ook aardrijkskundige aantekeningen te maken van de beschreven omgevingen. Hij liep mee met de hoofdinspecteur wanneer hij een politieroman las, bij een historische roman kroop hij in de huid van de held, soms in deze van de onderdrukte. De keren dat hij een oorlogsroman las waren op één hand te tellen, hij had er zelf vervelende herinneringen aan, samen met de verdediger zag hij het land in stukken schieten. Bij elk boek had hij zich afgevraagd of z

Het begin

Ik zal het mezelf niet kunnen vergeven als ik het nooit vertel. Wanneer het steeds een verzinsel in mijn hoofd blijft dat nooit in woorden op papier wordt gezet, zal ik mij niet goed voelen. Mogelijk dat niemand er een boodschap aan heeft, maar voor mij zullen het hersenspinsels zijn die anders verrot in de achtertuin van mijn geheugen blijven. Wie heeft het nu graag om nooit daglicht te kunnen aanschouwen, steeds in de duisternis te moeten blijven. Het bedenksel kan ooit begonnen zijn, maar het einde zal nooit een geboorte hebben gekend. En dat is een vreselijke vaststelling wanneer er een lange rijping heeft plaatsgevonden. Ideeën die reeds zo lang in een wachtkamer zitten, zoveel keer overwogen en herschikt, kunnen beter een uitweg krijgen dan in stilte te verdwijnen.  Een wirwar van ingevingen vechten om aandacht. Ze willen de bovenhand krijgen om als eerste met een fonkelend begin te kunnen starten op papier. Wanneer een woord een vrijage van lange duur met een leuk vervolg verk

Krulhaar

  Lang geleden, in de tijd dat mensen en dieren elkaar nog begrepen, leefde een jongetje van acht jaar met zijn ouders op een heuvel. Samen met hen kwamen dieren een pootje helpen bij het groenten telen. Vossen kwamen diepe putten graven waar knollen konden bewaard worden. Kippen, katten, honden en andere dieren hielpen op hun manier om de grond te bewerken en klaar te maken voor nieuwe planten. Ze klauwden, krabden, scharrelden, wroeten tot de grond poreus genoeg was om te planten. De honden dabberden alle jonge plantjes en zaadjes onder. Een olifant woonde iets verder en wist dat hij op zo een moment zeer nuttig was. Uit de beek slurpte hij water en sproeide dit in het rond. Vader en moeder keken toe en waren zeer tevreden.       Bij Krulhaar, hun zoontje, was altijd een jonge hond in de buurt. Ook wanneer er niet voor de velden moest gezorgd worden, waren ze bij elkaar. Krulhaar speelde dan met zijn vriend Kwispel. De gekste spelletjes kwamen aan bod. Benoemen deden ze niet, toch k

Die kleine

Een jongetje staat aan een bosje op de parking van de supermarkt te huilen. Met zwaar gesnotter kijkt hij Hilde, de chef van de winkel die hem toevallig vond, aan. Zij krijgt alleen “mama” van de jongen te horen. Met horten en stoten blijft hij het woord tussen het snikken door herhalen.       'Zeg me eens, hoe heet je?’       '… mama … ma…’       ‘Neen, zo heet je niet. Ik weet dat jij je mama zoekt, maar door hier zo te roepen, zal dat niet lukken. Ik wil je mama mee helpen vinden, maar dan moet ik wel weten hoe je heet!’      ‘… snif … mama, ik wil mama …’      ‘Kom eens hier jongen, we zullen haar samen zoeken. Geef mij een flinke hand, zo gaan we ze zeker vinden.’      ‘… mama … mama …’ Luid brult het kind door de tranen heen. ‘mamaaa, …’      ‘Zal ik mee roepen? Dat zal niet veel helpen. Zullen we het in de winkel gaan doen. Daar moeten we het misschien niet doen. Je mama is je daar waarschijnlijk zelf aan het zoeken.’      Het lukt haar eindelijk het snikkend k

Klein, venijnig ding

  Flinterdun, microscopisch klein, geen gewicht, zo is het begonnen. Nooit wilde het zich ergens nestelen, steeds wilde het de verre einders verkennen. Op zoek was het niet, neen. Iets ontdekken door rond te dolen, dat was de bedoeling. Het maakte niet uit wat ontdekt zou worden. Bewegen, de omgeving bezoeken zo ver als mogelijk. Dat was de enige bedoeling. Of het wel de intentie had, of het ding een opvatting of opzet had, dat deed helemaal niet ter zake.Eerst was het nog ze klein dat het niet wist of het nu door vocht of met een luchtstroom werd meegedreven. Overal kon het naar toe, en vol nieuwsgierigheid liet het zich meedrijven. Soms werd een smak tegen een wand gemaakt, maar door de gewichtloosheid kon dat niet deren. Alle uiteinden werden bezocht. Immense afstanden werden afgelegd door de kleinheid. Bij het ademen werden wel voedingsstoffen opgenomen waardoor stilaan verdikking ontstond. Maar toch bleef het zo klein en zeer fijn. Petieterig in omvang zodat er geen hindernissen

De trein

  ‘Papa, waarom staat de trein stil?’ ‘We mogen nog niet vertrekken, jongen. Het is nog geen tijd.’ ‘Waarom is het nog geen tijd, papa. Tijd is er toch altijd?’ ‘Voor deze trein is het nog niet de juiste tijd om te vertrekken. Daarom staan we nog stil.’ ‘Papa, wanneer vertrekken we dan?’ ‘Wanneer de conducteur aangeeft dat we kunnen vertrekken.’ … ‘Hoor, papa, een fluitje. Waarom fluiten ze in een station, papa?’ ‘Dat was de conducteur, jongen. Zo weten we dat het tijd is om te vertrekken. Nu hoor je de deuren toegaan.’ … ‘Rijdt de trein altijd zo traag, papa?’ ‘Wanneer die direct snel zou rijden, zou jij vallen, jongen. Ga maar zitten, seffens val je nog.’ ‘Maar papa, de trein rijdt toch niet snel.’ ‘Wacht maar, jongen.’ … ‘Ja papa, nu rijdt die wel snel. Zie, dat is plezant, hé. Nu is dat precies of alles traag is, hé papa.’ ‘Ja jongen. Dat zal je later wel leren op school waarom dat zo lijkt. Natuurlijk stappen de mensen even snel als altijd. En die

Gelukzaligheid

Met een brede glimlach kijkt hij naar de hemel waar hij tussen de donkergrijze wolken eindelijk de zon weer kan begroeten. Een vale schijn begint terrein te veroveren en breekt met hernieuwde moed spatje per spatje het wolkendek open. Het vraagt duidelijk een grote inspanning om de donkerte rondom een lichtere teint te geven, maar vol goede hoop blijft hij dit boeiende schouwspel volgen. De opstoten van onweders die afgewisseld werden met korte opklaringen, bleven steeds te lang duren om neerslachtigheid om te buigen. Het was geen hartverwarmende tijd waarin mistige wolken mogelijke opklaringen verdrongen. Nu verschijnt de klaarheid meer en meer aan de hemel en de eerste prille straal van warmte bereikt hem. Hij voelt dat zijn verkleumde huid de kilheid maar graag zou kwijtspelen. De grauwheid van bemorste lucht begint te zuiveren en uit zijn denken verdwijnen ook de neerslachtige gedachten die hij tot nu voelde. Zijn hoofd heeft als eerste de koude verslagen en de opkomende warmte ne

Erotiek

  Op een zwoele avond zitten Eva en Peter op een terras in de stad. Na enkele biertjes zoeken ze afwisseling. Het is duidelijk dat de temperatuur hen op velerlei manieren dorstig maakt. Hand in hand, bijna dartel springend, lopen ze naar de toog. Met haar hoofd tegen het zijne en haar arm rond zijn schouder, zoekt Eva mee iets pittiger op de kaart. Een onbekende naast hen zegt glimlachend: ‘Toch geweldig dat warm weer. Je zou je zo op vakantie wanen in een zuidelijk land. En jullie zouden nog meer plezier beleven.’ Zijn lach wordt nog breder, zijn lippen tuiten zich tot een klein fluitsignaal. Peter neemt Eva bij de lenden, streelt zachtjes hoger. Terwijl hij zijn handen langs de onderkant van haar BH naar achter laat glijden, drukt hij haar stevig tegen zich aan en fluistert in haar oor: ‘Die kerel zegt daar wat. Geweldig moment om naar ons plekje te verhuizen.’ Met de pint aan zijn lippen kijkt de man van Peter naar Eva, terwijl zijn pretoogjes nadere uitleg vragen. Eva merkt di

Thomas - de wandelaar

Zelfs thuis durf ik verloren te lopen. Gelukkig niet in huis, daar vindt geen kat mij. Die heb ik ook niet, dus die zal niet zoeken, haha. ‘Maar hier sta je dan. Heel lang is dat avontuur geleden? Toch al een tijd, denk ik. Je ziet er goed uit en je kan het zelfs met een lachje vertellen.’ ‘Ach Peter, zolang is dat niet geleden hoor. Ik heb net mijn weg naar ons stamcafé terug gevonden. Dat is voor mij voldoende. Hé Pierre, geeft de Peter en mij nog eens een pint!’ Hoelang Thomas onderweg is geweest, kan hij ook niet vertellen. Zo gebonden aan zijn horloge, dat hij ze nu vergeten is, en geen tijdsbesef heeft. Een verloren gelopen kip zonder kop die nu op zijn vertrouwde barkruk naast zijn wandelvriend zit. Alleen wandelen doet hij zeer graag. Op bekend terrein, zoals nu, kan hij zelfs zijn spoor bijster geraken. Lopen om te lopen, noemt hij dat. En hij vindt dat dom. Veel gaat hij niet op onbekende paden, hij kent zijn beperkingen. Toch zal hij het op zijn eentje proberen wa

Herinnering

       ‘né, né’. Het hoofdje wordt geschud en de armpjes bewegen afwerend. Toch aandringen helpt niet. De ‘né, né’ wordt luider en bijna schreiend geroepen. Toch beweegt het hoofdje bijna zoals de Grieken met hetzelfde woord instemmend antwoorden. Duidelijk dat ze die roots niet heeft. Nogmaals proberen een lepeltje yoghurt te geven maakt haar driester. Alles wat in de omgeving op de tafel ligt mag er plotsklaps niet meer liggen. Met bruuske bewegingen schuift ze alles binnen haar bereik weg. Het dendert op de grond, dat maakt haar nog wat onstuimiger. Zoveel als mogelijk buigt ze zich in haar stoeltje over de tafel om alsnog een bord weg te gooien. Met een keepersreactie draait haar vader zich om en kan nog net op tijd de val voorkomen. Jammer genoeg kan hij het potje yoghurt niet in het oog houden. In zijn reddende beweging heeft hij dit snel neer kunnen zetten, wel binnen het bereik van de kinderhandjes. Het bord heeft de woestenij overleefd. De smurrie van het neergekwakte potje is

Janneke en Mieke

  Janneke en Mieke gaan voor het eerst samen op vakantie. Oh, wat heerlijk om met zo’n ordinaire naam en begrip te beginnen. Zoals: Janneke zag eens pruimen hangen, maar deze van Mieke nu toch liever snoept. Samen uit, samen thuis, dat zijn ze nu enkele maanden gewoon. Een onafscheidelijk koppel, een mooi koppel, onverwoestbare liefde, ze vullen elkaar mooi aan, die relatie zal lang meegaan. Deze complimenten hoorden ze meermaals. Prettig natuurlijk om in de omgeving zoveel supporters te hebben. Daardoor zijn ze er zelf ook stellig in gaan geloven. Soms liep het al wel eens fout en kan het een tijdje duren vooraleer het onweer overgedreven is. Niemand weet ervan, uiteraard. Hoe zou zo een passend koppel nu ooit in onmin kunnen leven? Op dergelijke momenten houden ze de schijn hoog, soms bijna met tranen in de ogen. Is dat veel gebeurd? Natuurlijk niet, het gaat echt goed tussen hen. Deze conflicten brengen hen ook dichter bij elkaar, dat ervaren ze zeer sterk. Ze gaan er wel gee

Verloren gelopen

  De lift stopt op de bovenste verdieping, waar ik woon. Een meisje van een jaar of vier is over en weer aan het lopen. Ken ik dat kind van ergens? Het kan geen kleinkind van mijn buren zijn, die ken ik. In een flatgebouw van veertien verdiepingen leven veel families. Teveel om iedereen te kennen. Het meisje zit er duidelijk mee verveeld dat ik haar zo aankijk. Hoe is ze hier gekomen? Terwijl ik de deur van mijn loft open, kijkt ze schuw en loopt in de richting van mijn buren. Zal ze dan toch? Alsof ik iets vergeten ben, sluit ik de deur en stap terug naar de lift. Op het laatste moment glipt ze tussen de sluitende deuren naast mij. Toen ik aankwam was er ook reeds feestgedruis via de liftkoker te horen. Nu klinkt dit nog iets feller. Moet het meisje daarheen? Ik druk een willekeurige verdieping. Terwijl de lift naar beneden gaat, wordt het lawaai luider en luider. Wanneer de deur opent, dreunen de bassen en zie ik een gang vol stoelen rond een lange gedekte tafel. Een br

Mooi cadeau

  Wow, wat een leuk cadeau kreeg ik voor mijn verjaardag. Een manuscriptenboek met een ouderwetse vulpen. Naast de boekjes die ik reeds heb, is dit een volledige set om langere verhalen te schrijven. Doordat ik lang rechtstreeks op de computer heb gewerkt, is het handschrift eigenlijk al een tijd verdwenen. Niet dat ik ooit een mooi gelijnde eigenheid had, het kost me toch moeite om ten eerste een rechte lijn aan te houden in een schrift zonder lijntjes, en ten tweede om steeds leesbaar te blijven schrijven. Het ligt zeker niet aan de pen dat ik van lettervorm afwijk. Dat heeft steeds mijn zwak punt geweest. Eerst de typemachine en daarna de computer hielpen mij geweldig om duidelijk te communiceren. Leesbaar voor brieven dus. De tijd dat ik manueel nog sollicitatiebrieven moest schrijven, ligt me niet vers meer in het geheugen. De enige gedachte daarbij die ik mij kan herinneren, was zeker dat ik mijn best moest doen om een leesbare brief op te sturen. Naargelang de behoefte aan de

De stille jongen

Er was eens, niet eens zo lang geleden, een zeer zwijgzame jongen. Vanaf het moment dat hij met andere kinderen in contact kwam, trok hij zich terug. Ook in de eerste kleuterklas viel dit op. Zijn blik stond steeds op afwezig. In de klas zocht hij een plaats ver weg van de kleuterleidster en bleef daar zitten. Wat de juf ook deed om hem bij het spel te betrekken, de jongen bleef stil en in zichzelf gekeerd. Terwijl de andere kinderen met veel enthousiasme speelden, zat hij toe te kijken. Wanneer ze dacht dat hij iets niet goed begreep, ging ze bij hem zitten om het nog een keer rustig voor te doen. Wanneer het dan nog niet lukte, maakte ze een tekening. Zo begreep ze spoedig dat hij de taak niet voldoende herkende. Met oude prenten probeerde ze hem dan de basiswoorden bij te brengen. Op dat moment werkte hij mee, maar de volgende dag moest zij de woordjes herhalen. Ook wanneer zij een woordje zei, waarbij hij een tekening moest kiezen, ging het dikwijls fout. Wanneer ze aan het woo

Brombeer

  Wat een brombeer. Telkens iemand uit de groep een voorstel doet, horen wij hem op een grommende manier zijn tegenkanting kenbaar maken. Niet dat we duidelijke woorden horen, zijn spraakorgaan blijft gesloten. In het iets lager gelegen keelgedeelte lijkt steeds een opkomende storm in aantocht. Wanneer het laag begint, is ook de toon laag. Hoe hoger de klank vertrekt, hoe hoger de toon. De hoge tonen zijn uitzonderlijk, en worden met pruttelende lippen, speekselbellen spetterend, beëindigd. De lage tonen overheersen en blijven lang nagalmen. Door de tegenstem moet telkens een nieuw idee gezocht worden. Toch blijft de stemming lang uitbundig. Nieuwe voorstellen borrelen regelmatig op. De meest spontane worden met gejuich onthaald. Behalve door de brombeer. We horen alleen zijn speciale manier van afkeuren. Naarmate de tijd vordert, komt zijn mening steeds duidelijker tot uiting. Het gebrom wordt luider en luider. De slag om frisse ideeën lijkt gestreden, alleen de voorsteller kan er nog

Carla en Dirk

  ‘ Zou je schrikken wanneer ik zeg het niet leuk te vinden je terug te zien?’ ‘ Euh, wat? Wat bedoel je? Is dit een bedreiging of zo? Meen je het echt?’ ‘ Ach schat, het bewijst dat je me nog steeds graag ziet. Je schrok duidelijk.’ ‘ Je zou voor minder. Waarom stelde je die vraag eigenlijk?’ ‘ Zomaar. … Ik …’ ‘ Hoe zomaar? Ik was bijna kwaad geworden. Hoe durf je zulke botte vragen te stellen? Het was heel kwetsend, weet je!’ ‘ Oh sorry. Je zegt dat je bijna kwaad geworden bent. Zou je het woordje ‘bijna’ niet even laten vallen? Echt, het was niet bedoeld om je boos te krijgen, zeker niet. Wat heb ik daaraan. Ruzie maken of niet meer spreken, geen van beide reacties zou leuk zijn. En ik wilde deze fijne avond zeker niet vergallen.’ ‘ En toch is het je gelukt. Ik hoor hier liever prettiger dingen dan zo’n vreemde vraag.’ ‘ Schatje, schatje. Mag ik vragen om dit te vergeten. Ik ben er volledig van overtuigd dat je mij nog steeds graag ziet. Het was zeer dom van mij om