De wolkenfluisteraar
De eerste zonnestralen na een regenvolle maart geven mensen moed om
winterse plannen uit te voeren. Een oude man, zeker 70 jaar, heeft
een hele dag gezwoegd om de moestuin op orde te krijgen. Met lede
ogen had hij tijdens de winter gemerkt hoe hij zijn droom van een
tuin na zijn pensioen verwaarloosd had. De vrijgekomen tijd heeft hij
goed besteed, dat weet hij zeker. Steden en landschappen waarvan hij
tijdens het lezen van romans de werkelijkheid niet kende, heeft hij
zoveel mogelijk bezocht.
Het was steeds een hobby om bij het lezen ook aardrijkskundige
aantekeningen te maken van de beschreven omgevingen. Hij liep mee met
de hoofdinspecteur wanneer hij een politieroman las, bij een
historische roman kroop hij in de huid van de held, soms in deze van
de onderdrukte. De keren dat hij een oorlogsroman las waren op één
hand te tellen, hij had er zelf vervelende herinneringen aan, samen
met de verdediger zag hij het land in stukken schieten. Bij elk boek
had hij zich afgevraagd of zijn veronderstelling overeenkwam met de
plaatsbeschrijving. Daarbij hoopte hij dat de beschrijving wel
waarheidsgetrouw was. Het beeld was echter nooit voldoende voor hem.
Hij wilde de plaatsen ooit allemaal bezoeken. Hiervoor zou hij in zijn
hoofd door de tijd reizen met de aantekeningen. Hij was ervan
overtuigd dat het hem zou lukken op het moment dat hij de plaats zag,
zijn aantekeningen te lezen en zo de nieuwe of vernieuwde huizen,
fabrieken, wijzigingen, in zijn geest weg te vegen.
Wat had de schrijver aangezet om die plaats als plaats van delict te
gebruiken of waarom was het politiebureau daar gesitueerd? Was dit in
werkelijkheid ook zo? De laatste jaren had hij de computer gebruikt
om de omgeving te verkennen, doch zonder echte voldoening. Voor de
historie kon hij tegenwoordig wel aardig gebruik maken van de
speciaal ontwikkelde programma’s waardoor hij een deel in de tijd
kon reizen. Doch, de werkelijkheid leek hem steeds meer en meer
noodzakelijk.
Zo was hij enkele jaren zijn tuin vergeten op het moment deze om
aandacht vroeg. Hij was begonnen met pagina één van zijn notities
te bekijken, opgezocht hoe hij er best kon geraken en jammer genoeg
tot de vaststelling gekomen dat er van een reconstructie in zijn
hoofd niet veel overbleef bij de werkelijkheid. Zo was hij tot de
beslissing gekomen om naar de genoteerde verschijningsdatum van het
boek te kijken en te beginnen met hetgeen zich zowat 20 jaar geleden
zou afgespeeld hebben. Zoveel kon er dan niet veranderd zijn, leek hem,
temeer omdat het eerste verhaal zich in Peru situeerde. Een grote ontdekking in een ver land voor een
dorpeling die zijn kerktoren beter kende dan zijn familie in de
hoofdstad. Daar was hij nooit graag naartoe gegaan. Het waren
misschien de bovenste beste mensen, ze hadden wel een vervelende
mentaliteit, vond hij . Ze reageerden op dezelfde manier als
ex-collega’s die ook in een grote stad woonden. Wanneer hij een
opmerking maakte over een slechte winter omdat het zo weinig gevroren
had, kreeg hij te horen dat die keuterboeren niet wisten waarover ze
spraken. Nooit ergens anders geweest dan op hun hof en dat als
belangrijkste graadmeter zien. Kijk naar hen, zij wisten dat de
winters goed waren. Ze konden nog altijd gaan skiën op hun
geliefkoosd oord. En het eten bleef daar lekker, dat moest ook van
ver komen. En wanneer de zomers niet goed zijn, waarom trekken de
boeren er dan eens niet op uit om in de zon te gaan liggen. Zie, hoe
goed gebrand wij zijn. Mooi bruin over ons hele lichaam. En jij
blijft hier in dat petieterig land, bleekscheet.
Dergelijke commentaar had hij veel gehoord, op iets vriendelijker manier
herhaald door de familie. Dat zij die boeken niet gelezen hadden en
zo konden wegdromen met een voorspiegeling, dat wist hij. Maar nu, na
zijn pensioen ging hij de veronderstellingen toetsen met de
werkelijkheid. Dan zou hij meer zien dan strand en zon, dat vond hij
belangrijk.
Jammer genoeg bleken de nota’s onvoldoende om zich te herinneren hoe het
verhaal zich afspeelde. Daarom las hij sommige boeken terug terwijl
hij de plaatsen bezocht. Nu vond hij het echter tijd om zich dit jaar
rust te gunnen. Met zijn handen in de grond woelen en zo zelf
lekkernijen kunnen ontdekken, was nu voor hem een prioriteit.
De jaren eisten wel zijn tol. Een paar uur kon hij bezig zijn, dan was
het rustpauze, zoals nu. Dromerig met armen en benen gespreid lag hij
op zijn grasmat, die naam nog niet waardig. De zon verwarmde niet
alleen zijn lichaam, ook zijn herinneringen werden opgepookt. Met een
brede glimlach ving hij ze in gedachten. Hij wilde ze niet voorbij
laten schieten, op deze manier kon hij dubbel genieten. Daar zat hij
altijd met zijn Maria zaliger te keuvelen over een beleving van de
dag. Hij vroeg haar dan wat zij vond van zijn idee om het grasveld
helemaal om te spitten, nog maar een klein deel over te houden voor
gazon en de rest terug te beplanten. Zoals steeds had ze hem
glimlachend, maar vooral ongelovig aangekeken. Zou hij dat wel doen
op zijn leeftijd? Kinderen hadden ze niet, dus langs die kant was geen hulp te verwachten. Hij begon haar
het voorstel in detail uit te leggen. De spade ging voor haar ogen de
grond in en de perken werden snel gelegd. De gazon had niet de tijd
om gezaaid te worden, hij lag er onmiddellijk glad bij. Kon ze het
nog niet geloven dat het allemaal zou lukken. Zie die wortelen en de
prei die als eerste tevoorschijn komen. Haar lach klonk hem vreemd in
de oren, was het wel een echte lach? Telkens hij haar probeerde te
overtuigen hoorde hij haar lach, zoals zij vroeger ook zuur lachte
bij zijn wilde, nooit uitgevoerde, reisplannen.
Ontmoedigd moest hij daaraan terugdenken terwijl hij haar langzaam enkele
vroegere beloftes hoorde lispelen. Als gefluister uit het onbekende,
werd hij eraan herinnerd dat hij haar de vakanties die hij nu
beleefde, altijd had voorgespiegeld, nadat hij de zoveelste roman
gesitueerd in een bepaald land had gelezen. Hij haalde dan de
verschillende aantekeningen naar boven en beschreef zijn idee in
geuren en kleuren van de te bezoeken plaatsen. Soms letterlijk vanuit
zijn notities, meestal namen zijn veronderstellingen de vrije loop.
Ze zouden Parijs bezoeken en Maigret volgen in zijn speurtochten.
Zijn lippen krulden bij de herinnering. Hij zag Maria languit in die
ouderwetse tuinstoel hangen met steeds die mond die zijn overtuiging
nadeden. Haar stem lijkt hem nu toe te fluisteren. ‘Ja, weet je
nog. Hoeveel keer heb je mij het verhaal niet proberen na te
vertellen met te zeggen welke straten we dan zeker moesten volgen.
Dat heb jij nu wel gedaan, hé! Heb je dan aan mij gedacht?’ Hij
schudt zijn hoofd en speurt tussen zijn wimpers om haar te vinden. In
die lege tuin heeft hij haar toch gezien? En vooral, hij hoorde haar
verwijt.
Nadat hij het boek had herlezen, was hij in Parijs alleen de genoteerde
straten ingelopen en ondervonden dat de uitgestippelde route makkelijk te volgen was. Geen
enkel kruispunt was hij overgeslagen. Met zijn notities had hij de
schim van dat hoofdpersonage, zoals hij die van de tv kende, gevolgd.
Bij de gebouwen die beschreven waren, had hij een tijd onderzoekend
stil gestaan. Waren die zo gelijk gebleven als in het boek? Te zeer
verdiept in zijn onderzoek was hij opgeschrikt door hels kabaal dat
een chauffeur tegen hem maakte. Half op de weg was hij uit zijn
speurdersroes gehaald. Om al die woorden, die naar hem geslingerd
werden, te begrijpen, had hij er toch beter aan gedaan de boeken in
originele versie te lezen, begreep hij plots. Hij had zijn pet, die
hij al jaren droeg, afgenomen, zijn kalende hoofd gekrabd en met een
verontschuldigend gebaar het dichtstbijzijnde trottoir opgezocht.
Een eerste druppel valt op zijn neus. Deze slaagt hij onbewust weg,
waardoor hij zich kennelijk wakker schudt. Even schudt hij zijn hoofd en steunt direct op zijn rechterelleboog, hijst zich met moeite recht, krabt zijn bijna blote schedel en kijkt naar boven. Een donkere wolk heeft het zonlicht tijdelijk verduisterd. Toch prevelt hij bijna onhoorbaar: ‘Heb ik toen aan Maria gedacht?’
Verwonderd blijft hij de wolk bekijken terwijl hij een zachte stem hoort: ‘Ach jongen, hoe dikwijls heb ik je dat niet gezegd!’