Een grote man met Elvisbakkebaarden komt op een imposante manier de trappen af van het vlindergebouw te Antwerpen. Trede per trede met zijn hoofd rustig meedraaiend, overschouwt hij de omgeving. Vooraleer hij aan de afdaling begon inspecteerde hij de omgeving op kijklustigen. Nog niet alle ogen waren op dat moment op hem gericht. Door zijn trage bewegingen en zijn priemende ogen blijven de blikken op hem gericht. Degene die nog niet keek, wordt door de algemene kijklijn meegezogen. Halverwege blijft de reus staan, met opgetrokken bovenlip inhaleert hij diep door zijn neus. Rustig dwaalt zijn blik nu over de menigte. Wanneer de ingezogen lucht traag door zijn nauwelijks geopende mond is ontsnapt, blijft hij nog even rondkijken vooraleer zijn rechterbeen terug aan de dalende richting begint. Altijd zeer rustig nadert hij de vijfde laatste trede, waar hij blijft stilstaan, zijn twee duimen achter de met nepedelstenen versierde broeksriem haakt, zijn lange glinsterende, wit met blauwe s
Er was eens, niet eens zo lang geleden, een zeer zwijgzame jongen. Vanaf het moment dat hij met andere kinderen in contact kwam, trok hij zich terug. Ook in de eerste kleuterklas viel dit op. Zijn blik stond steeds op afwezig. In de klas zocht hij een plaats ver weg van de kleuterleidster en bleef daar zitten. Wat de juf ook deed om hem bij het spel te betrekken, de jongen bleef stil en in zichzelf gekeerd. Terwijl de andere kinderen met veel enthousiasme speelden, zat hij toe te kijken. Wanneer ze dacht dat hij iets niet goed begreep, ging ze bij hem zitten om het nog een keer rustig voor te doen. Wanneer het dan nog niet lukte, maakte ze een tekening. Zo begreep ze spoedig dat hij de taak niet voldoende herkende. Met oude prenten probeerde ze hem dan de basiswoorden bij te brengen. Op dat moment werkte hij mee, maar de volgende dag moest zij de woordjes herhalen. Ook wanneer zij een woordje zei, waarbij hij een tekening moest kiezen, ging het dikwijls fout. Wanneer ze aan het woo